24 november 2020

Uitspraak Hoge Raad over samenloop vakantie en zwangerschapsverlof

In deze case gaat het over een werkneemster die vanaf 2015 werkzaam is in het onderwijs. Op haar is de cao voor het voortgezet onderwijs van toepassing.

De rechtbank Den Haag heeft in juli van dit jaar prejudiciële vragen heeft voorgelegd aan de Hoge Raad. Dit betrof vragen over de compensatie van zwangerschaps- en bevallingsverlof dat samenvalt met andere vakanties dan de zomervakantie. Op 6 november 2020 heeft de Hoge Raad deze vragen beantwoord.

Wat was er aan de hand?

In de CAO VO is opgenomen dat zwangerschaps- en bevallingsverlof dat samenvalt met de zomervakantie moet worden gecompenseerd. Op 31 december 2019 heeft de kantonrechter in Utrecht geoordeeld dat dit ook dient te gelden voor samenloop met de andere schoolvakanties. De kantonrechter in Den Haag sluit zich hierbij aan, ziet echter vanwege het zaak overstijgend belang, aanleiding om prejudiciële vragen voor te leggen aan de Hoge Raad.

De kantonrechter heeft samengevat de volgende prejudiciële vragen voorgelegd aan de Hoge Raad:

  1. Mag een cao bepalen dat zwangerschaps- en bevallingsverlof niet wordt gecompenseerd als dit verlof samenvalt met een andere vakantie dan de zomervakantie, ook als hierdoor onderscheid wordt gemaakt tussen mannen en vrouwen?
  2. Zijn de cao-bepalingen in strijd zijn met artikel 3:4 van de Wet arbeid en zorg, waarin is vastgelegd dat dagen waarop de werkneemster haar arbeid niet verricht wegens zwangerschapsverlof, niet kunnen worden aangemerkt als vakantie.

Wat zegt de Hoge Raad?

De Hoge Raad is tot de conclusie gekomen dat de betreffende CAO-bepalingen in strijd zijn met de gelijke behandelingswetgeving. De Hoge Raad komt daarmee terug van een arrest uit 2002 over het toenmalige Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel.

Volgens de Hoge Raad is deze cao-bepaling in strijd met de wet, waarin is geregeld dat er in de arbeidsvoorwaarden (waaronder vakantieverlof valt) geen onderscheid mag worden gemaakt tussen mannen en vrouwen. Het gaat hier volgens de Hoge Raad om een situatie van directe discriminatie, aangezien de bepalingen niet sekseneutraal zijn geformuleerd. Ook voert de Hoge Raad aan dat het ‘verrekenen’ van vakantieverlof met zwangerschaps- en bevallingsverlof in strijd is met artikel 3:4 Wazo en artikel 7:636 lid 2 BW. Hierin wordt namelijk vermeld dat dagen waarop een werkneemster geen arbeid verricht wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof, niet kunnen worden aangemerkt als vakantie.

Uitspraak over kwestie

Het definitieve woord is aan de kantonrechter Den Haag. Hierbij zullen de antwoorden van de Hoge Raad echter leidend zijn.

Wat betekent dit?

Dit betekent dat art. 14.7 van de CAO nietig is. Dit heeft tot gevolg dat samenloop van zwangerschaps- en bevallingsverlof met alle schoolvakanties moet worden gecompenseerd. Voor vorderingen inzake samenloop (ook die uit het verleden) geldt dat deze in beginsel een verjaringstermijn van 5 jaar hebben.

Ook als je niet werkzaam bent in het onderwijs kan deze uitspraak van belang zijn. 

Deel dit artikel

Meest gelezen

Prinsjesdag 2024

Gisteren presenteerde Koning Willem-Alexander tijdens de jaarlijkse troonrede het regeringsbeleid voor het komende jaar. Naast het pleidooi voor meer vertrouwen en zekerheid in de samenleving, zijn er ook belangrijke maatregelen aangekondigd die directe impact hebben op werkgevers. Veel van deze maatregelen vloeien voort uit het regeerprogramma van het kabinet-Schoof, dat vorige week werd gepresenteerd.

Transitievergoeding en variabele looncomponenten

In een recente zaak heeft het hof een belangrijke uitspraak gedaan over de berekening van de transitievergoeding, specifiek met betrekking tot de variabele looncomponenten. Voor werkgevers biedt deze uitspraak helderheid en tegelijkertijd een belangrijke les in de manier waarop transitievergoedingen moeten worden berekend, vooral bij complexe salarispakketten.

Een dure les voor de werkgever

Op 31 juli 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep een belangrijke uitspraak gedaan die werkgevers aan het denken zou moeten zetten. In deze zaak kreeg een werkgever een loonsanctie opgelegd door UWV omdat de re-integratie-inspanningen voor een zieke werkneemster onvoldoende werden geacht. De werkgever ging in hoger beroep, maar de Raad oordeelde dat de loonsanctie terecht was.